Sɛ·bɪs·mə

Een logische en consequente visie op de wereld en het leven



Drugsbeleid – Een betoog voor legalisering

12 juni
2010

Het huidige, wettelijke onderscheid tussen nicotine, alcohol, cafeïne, marihuana, en de verschillende vormen van harddrugs is deels gebaseerd op objectieve schadelijkheid en deels op een diep gewortelde, cultuurgebonden traditie. Zo wordt alcohol ondanks ‘bingedrinking’, vele verslaafden en enorme gezondheidsrisico’s compleet geaccepteerd, terwijl de relatief onschuldige paddo is verboden. Het arbitraire karakter van de strikte grens tussen legale genotsmiddelen en verboden drugs zoals gedefinieerd op lijst I en II van de Opiumwet, is een gegronde reden om het drugsbeleid te herzien en te komen tot een hernieuwde indeling.

Een objectieve indeling op grond van lichamelijke en geestelijke effecten en gevaren zoals afhankelijkheid en toxiciteit zal leiden tot een maatschappelijk ongewenste tweedeling. Gezien alcohol op het merendeel van deze criteria schadelijker zal scoren dan een aantal harddrugs, zal ofwel alcohol moeten verdwijnen op de lijst van verboden middelen, ofwel een aantal harddrugs moeten worden gelegaliseerd. Pretenderen een onderscheid te maken op de gevaren en risico’s van genotsmiddelen en ondertussen een uitzondering maken voor alcohol door een irrelevant kenmerk als ‘sociale acceptatie’ toe te voegen aan de indelingscriteria leidt tot een scheve verhouding en gaat aan zijn doel voorbij. Als de overheid gevaarlijke, ongezonde en verslavende substanties wil verbieden om de burger tegen zichzelf te beschermen, moet er geen oogje dichtgeknepen worden wanneer één van deze middelen door beslissingen uit het verleden op dit moment nu eenmaal legaal en algemeen geaccepteerd is geraakt.

Variatie

Substanties verbieden of toestaan op grond van hun feitelijke eigenschappen is dus alleen een reële optie wanneer alcohol tussen de harddrugs wordt geschaard, of softdrugs en harddrugs die minder schadelijk zijn dan alcohol worden gelegaliseerd. Deze indeling gaat echter compleet voorbij aan de constatering dat het gebruik van toxische, verslavende middelen niet altijd leidt tot ziekte en verslaving. Niet iedere bierdrinker is een alcoholist, niet iedere cocaïnesnuiver is een relschopper en niet iedere wietgebruiker is een werkloze junk. Het doet geen recht aan de diversiteit en variatie binnen de gemeenschap van drugsgebruikers om te spreken van een homogene groep.

Het is rechtvaardiger om het drugsbeleid te baseren op een andere indeling, namelijk een classificatie op grond van de manier van gebruiken. Voor alcohol, nicotine, marihuana en iedere andere substantie geldt dat er binnen de gemeenschap van gebruikers sprake is van recreatief gebruikers die hun gebruik volledig in de hand hebben en de maatschappij geen enkel probleem bezorgen enerzijds, en anderzijds probleemgebruikers die onder invloed of door de onbeheersbare drang high, stoned of dronken te worden geweld plegen, stelen, vernielingen aanrichten en hun baan verliezen. Probleemloos, recreatief drugsgebruik dient te worden toegestaan, misbruik van substanties moet verboden zijn en afgestraft worden. Een wijntje bij een goede maaltijd valt daarmee binnen dezelfde categorie als een jointje voor het slapen gaan, en een ruziezoekende cocaïnegebruiker dient hetzelfde te worden behandeld als een dronken hooligan.

Drugswinkel

Alle drugs zouden dus gelegaliseerd moeten worden. Gedogen, het verbieden maar bij overtreding afzien van het toepassen van handhavingsmiddelen, is een onwenselijke tussenvorm waar een gevaarlijk signaal vanuit gaat: de overheid verbiedt iets, maar wanneer deze wetten niet worden nageleefd, dan is dat blijkbaar prima. De coffeeshop zou dan ook niet langer onderdeel moeten vormen van het gedoogbeleid, maar behandeld moeten worden als ieder ander horecabedrijf, inclusief vergunningen en accijnzen. Bovendien zou de functie van ‘wietwinkel’ kunnen worden verbreed tot ‘drugswinkel’, waar ook alcohol, sigaretten en harddrugs zoals vermeld in de Opiumwet aangeschaft kunnen worden. De transparantie binnen de drugswereld wordt hierdoor groter, probleemgebruikers zijn gemakkelijker op te sporen, door een minimumkwaliteit te garanderen en voorlichting te verschaffen kunnen drugsdoden worden voorkomen en geweld en andere criminaliteit die met illegale drugshandel gepaard gaat zal verminderen.

Het grote tegenargument dat met de legalisering van drugs gepaard gaat, is de angst dat verhoogde toegankelijkheid tot een grotere groep gebruikers zal leiden en daarmee tot een grotere groep probleemgebruikers en verslaafden. Uit statistieken blijkt echter dat deze angst niet reëel is. Ter illustratie: in Nederland kan iedereen die dat wenst een coffeeshop binnen wandelen en marihuana aanschaffen, terwijl uit onderzoek blijkt dat het aantal Nederlanders dat met regelmaat wiet gebruikt ver onder het Europese gemiddelde ligt. Hoewel marihuana in overige Europese landen verboden is, wordt er vele malen meer gebruikt. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat het legaal aanbieden van andere drugs geen stijging van gebruik tot gevolg zal hebben.

Pasjes

Legalisering betekent uiteraard niet dat drugsgebruikers volledig aan hun lot moeten worden overgelaten. Door bijvoorbeeld iedere consument via een pasje te koppelen aan een landelijk, persoonlijk profiel, kan men het gebruik monitoren, controleren en eventueel ontzeggen. Pasjes van probleemgebruikers die zijn veroordeeld voor een drugsgerelateerd misdrijf kunnen bijvoorbeeld worden geblokkeerd: iemand die eens of meerdere malen onder invloed van alcohol vernielingen heeft aangericht of onder invloed van cocaïne geweld heeft gepleegd kan worden verhinderd om deze of iedere drug tijdelijk of definitief aan te schaffen als verwacht wordt dat hij in herhaling zal vallen. Daarnaast moeten particulieren, ondernemers, bedrijven, uitgaansgelegenheden en festivals het recht behouden om drugsgebruik op hun perceel te beperken of verbieden.

Ten slotte moet natuurlijk grote mate van voorzichtigheid in acht worden genomen met betrekking tot de toegankelijkheid van drugs voor kinderen. Zij mogen, in tegenstelling tot handelingsbekwame volwassenen, tegen hun wil in beschermd worden tegen dergelijke schadelijke invloeden. Dit hoeft niet in de eerste plaats te gebeuren door een afstand van een aantal meters vast te stellen die de ‘drugswinkel’ van de dichtstbijzijnde school moet scheiden, maar wel door strikt controleren op leeftijd. Een minimumleeftijd van 18 jaar lijkt daarbij een redelijke grens voor verkoop en gebruik, gezien iemand ook op andere aspecten van het publiekelijk leven vanaf dat moment volwassen en handelingsbekwaam wordt geacht. De uitzondering die momenteel wordt gemaakt voor licht alcoholische dranken mag vervallen: het is onlogisch om een grens te trekken bij een bepaald percentage, wanneer er geen grenzen worden gesteld aan de totale hoeveelheid aan te schaffen drank.

geplaatst onder Politiek

Jouw reactie:

 


  • 2016
  • 2015
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008

  • Privacy
    Disclaimer